Overslaan en naar de inhoud gaan

Bij twijfel niet inhalen: Voorzorgprincipe

door Inhoudsbeheer12

Wat is wetenschappelijke twijfel ? Iets wat iedere wetenschapper moet hebben, zelfs over zijn eigen rapportjes. Er zijn zelfs adviezen dat academische rapporten een contrapositie moeten behandelen. Maar dat hoeft hier niet echt, want er bestaan over gezondheidsgevolgen van windturbines net zo'n grote stapel rapporten dat het wel meevalt, als de stapel rapporten dat het belangrijke gezondheidseffecten heeft. Er is dus nog geen wetenschappelijke consensus of windturbines de gezondheid van omwonenden wel of niet nadelig beïnvloeden. Dit komt zo vaak voor, dat de wetgevers van Nederland en Europa in milieukwesties dan voorrang voor de twijfel vereisen. 

Onderstaand informatie vanuit het Informatiepunt Leefomgeving (www.iplo.nl) en vanuit de EU.

Algemene en specifieke zorgplicht
Eenieder draagt voldoende zorg voor de fysieke leefomgeving (zorgplicht). Dit staat in artikel 1.6 van de Omgevingswet. De Omgevingswet bevat een algemene zorgplicht. Dit houdt in dat overheden, bedrijven én burgers verantwoordelijk zijn voor een veilige en gezonde leefomgeving. En dus niet alleen de overheid.

Deze algemene zorgplicht is niet van toepassing als er specifieke decentrale of rijksregels zijn. Zoals de specifieke zorgplicht, bepalingen die voortborduren op de algemene zorgplicht, maar concreter zijn benoemd. Een specifieke zorgplicht geldt voor specifieke activiteiten voor concreet genoemde belangen. In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) staan specifieke zorgplichten. Deze specifieke zorgplichten maken duidelijk wat er wel en niet moet gebeuren. Bijvoorbeeld dat degene die verantwoordelijk is voor een activiteit, de beste beschikbare technieken (BBT) gebruikt.

  • De komende Windturbinebepalingen zijn een vorm van specifieke wetgeving met (hopelijk) ook specifieke zorgplichten. De z.g. lokale normen, die voor een enkel windpark eventjes parallel worden vastgesteld door een lagere overheid, zijn dat niet. Zij kopiëren veelal de normen van het Activiteitenbesluit 2011, die wegens gebrek aan milieu-effectrapportgae nu juist buiten werking is gesteld.

De specifieke zorgplicht is er ook omdat er altijd onvoorziene situaties kunnen ontstaan. Ontwikkelingen waarmee de wetgever vooraf geen rekening kon houden. Zo kan na nieuw onderzoek blijken dat bepaalde stoffen schadelijker zijn dan eerder bekend was. Of kan er een nieuwe techniek ontstaan om nadelige effecten tegen te gaan. Burgers en bedrijfseigenaren moeten daarom blijven nadenken over de gevolgen van hun activiteiten.

  • Voorbeelden zijn de ontwikkelende kennis van Bisphenol A, de mogelijkheid om naderingsdetectie toe te passen op rode obstakelverlichting, een gering produktieverlies te lijden door slagschaduw op woningen geheel te voorkomen, piekgeluid te produceren die niet wordt afgevangen in voorschriften over een gestelde jaargemiddelde norm.

Zijn er (over een aspect) geen specifieke zorgplichten gesteld, dus slechts algemene voorwaarden en normen, dan geldt de algemene zorgplicht.

Voorzorg toepassen
De bevoegde gezagen moeten bij het opstellen en ontwikkelen van (de hoogte van) normen al rekening houden met voorzorg. Zo wordt in normen een onzekerheidsmarge ingebouwd en wordt het ook meegewogen in omgevingswaarden en instructieregels. Het voorzorgsbeginsel gaat niet om risico's van blootstelling boven de norm, maar om 'niet-genormeerde' risico's. Daarnaast kan het voorzorgsbeginsel ook worden toegepast als er een norm is maar niet zeker is of die afdoende beschermend is.

De Omgevingswet geeft opdracht om het voorzorgsbeginsel mee te nemen in de afweging bij het opstellen van bijvoorbeeld een omgevingsvisie of omgevingsvergunning. Het speelt een rol in de vrije beslisruimte: het bevoegd gezag geeft aan welke onzekere risico's er in de lokale omstandigheden zijn te verwachten en hoe het daar mee omgaat. Het gaat daarbij ook om preventieve maatregelen. 

  • In regelgeving over normering en in omgevingsvisies moeten onzekere risico's al zijn verwerkt, in vergunningen kunnen nadere voorschriften opgenomen worden (maatwerkvoorschrift).

Bij de uitvoering van de regelgeving onder de Omgevingswet kunnen overheden bij hun besluitvorming putten uit de onderstaande EU-mededeling over voorzorg uit 2000. In deze mededeling staat hoe en wanneer het voorzorgsbeginsel kan worden toegepast als er sprake is van besluitvorming voor de overheid

 

Mededeling EU (COM(2000) 1definitief) over het voorzorgsbeginsel

WAT IS HET DOEL VAN DE MEDEDELING?

  • In de mededeling wordt het voorzorgsbeginsel verklaard, waardoor men snel kan optreden tegen een mogelijk gevaar voor de gezondheid van mensen, dieren of planten, of ter bescherming van het milieu.
  • Wanneer wetenschappelijke gegevens immers geen volledige risicobeoordeling mogelijk maken, kan men op basis van dit beginsel bijvoorbeeld de distributie van mogelijk gevaarlijke producten verhinderen of de producten zelfs uit de handel nemen.
  • Met de mededeling worden algemene richtsnoeren vastgesteld betreffende de toepassing van het voorzorgsbeginsel.

KERNPUNTEN

Het voorzorgsbeginsel wordt vermeld in artikel 191 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het beoogt een degelijke milieubescherming met dank aan de preventieve besluiten in geval van risico. In de praktijk echter is het toepassingsgebied van het beginsel veel ruimer en strekt het zich tevens uit tot het consumentenbeleid en het beleid van de Europese Unie (EU) inzake voedingsmiddelen, de gezondheid van mensen, dieren en planten.

De definitie van het voorzorgsbeginsel zal ook een positieve impact hebben op internationaal niveau teneinde een gepast milieubeschermings- en gezondheidsniveau te garanderen in de internationale onderhandelingen. Het beginsel werd immers in verschillende internationale verdragen erkend en komt met name voor in de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS) die is gesloten in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO).

De factoren die tot toepassing van het voorzorgsbeginsel nopen

Volgens de Europese Commissie mag het voorzorgsbeginsel worden toegepast wanneer een verschijnsel, een product of een procédé schadelijke gevolgen kan hebben, vastgesteld door middel van een objectieve, wetenschappelijke evaluatie, en indien deze evaluatie niet met voldoende zekerheid kan worden bepaald.

De toepassing van het beginsel past dus in het algemene kader van de risicoanalyse (die behalve de risico-evaluatie ook het risicobeheer en de risicomelding omvat), en meer in het bijzonder in het kader van het beheer van het risico waarop de besluitfase betrekking heeft.

De Commissie onderstreept dat het voorzorgsbeginsel slechts mag worden toegepast bij een vermoeden van potentieel risico en nooit een willekeurig besluit kan rechtvaardigen.

De toepassing van het voorzorgsbeginsel is dus alleen gerechtvaardigd wanneer aan de drie noodzakelijke voorwaarden is voldaan:

  • de bepaling van de potentieel schadelijke gevolgen;
  • de evaluatie van de beschikbare wetenschappelijke gegevens;
  • de mate van wetenschappelijke onzekerheid.

Voorzorgsmaatregelen

De autoriteiten belast met risicobeheer kunnen beslissen al dan niet op te treden in functie van het risiconiveau. Bij een hoog risico kunnen diverse categorieën maatregelen genomen worden. Het kan hier gaan om proportionele rechtshandelingen, financiering van een onderzoekprogramma, voorlichting van het publiek enz.

Gemeenschappelijke richtsnoeren

Aan de beslissing tot toepassing van het voorzorgsbeginsel moeten drie specifieke beginselen ten grondslag liggen:

  • een zo volledig mogelijke wetenschappelijke evaluatie en, indien mogelijk, de mate van wetenschappelijke onzekerheid;
  • een evaluatie van het risico en de potentiële gevolgen van niet-handelen;
  • de deelname van alle betrokken partijen aan de studie van de voorzorgsmaatregelen, zodra de resultaten van de wetenschappelijke evaluatie en/of risico-evaluatie beschikbaar zijn.

Naast deze specifieke beginselen blijven de algemene beginselen van risicobeheer van toepassing wanneer het voorzorgsbeginsel wordt toegepast. Dat zijn de volgende vijf beginselen:

  • de genomen maatregelen dienen in verhouding te staan tot het nagestreefde beschermingsniveau;
  • bij de toepassing van de maatregelen mag niet worden gediscrimineerd;
  • de maatregelen dienen te worden afgestemd op de maatregelen die reeds in soortgelijke situaties genomen zijn of van een soortgelijke aanpak gebruik maken;
  • de voordelen en de lasten van al dan niet handelen moeten worden bestudeerd;
  • de maatregelen moeten in het licht van de wetenschappelijke ontwikkeling opnieuw worden bekeken.

De bewijslast

In de meeste gevallen is het aan de Europese gebruiker of aan de consumentenverenigingen die hem vertegenwoordigen om het risico van een procédé of een product op de markt aan te tonen, met uitzondering van geneesmiddelen, pesticiden of levensmiddelenadditieven.

In het geval van maatregelen op grond van het voorzorgsbeginsel kan evenwel van de producent, de fabrikant of de importeur gevraagd worden de veiligheid aan te tonen. Deze mogelijkheid moet geval per geval bekeken worden. Ze kan niet uitgebreid worden naar een algemene maatregel voor alle producten en processen op de markt.

ACHTERGROND EU

Zie voor meer informatie: „Persbericht” op de website van de Europese Commissie.
Mededeling van de Commissie over het voorzorgsbeginsel (COM(2000) 1 definitief van 2 februari 2000)

 

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A12012E%2FTXT

Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

2012/C 326/01

 

TITEL XX MILIEU

Artikel 191 (oud artikel 174 VEG)

1. Het beleid van de Unie op milieugebied draagt bij tot het nastreven van de volgende doelstellingen:

  • - behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu;
  • - bescherming van de gezondheid van de mens;
  • - behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
  • - bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van klimaatverandering.

2. De Unie streeft in haar milieubeleid naar een hoog niveau van bescherming, rekening houdend met de uiteenlopende situaties in de verschillende regio's van de Unie. Haar beleid berust op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt.

In dit verband omvatten de aan eisen inzake milieubescherming beantwoordende harmonisatiemaatregelen, in de gevallen die daarvoor in aanmerking komen, een vrijwaringsclausule op grond waarvan de lidstaten om niet-economische milieuredenen voorlopige maatregelen kunnen nemen die aan een toetsingsprocedure van de Unie onderworpen zijn.

3. Bij het bepalen van haar beleid op milieugebied houdt de Unie rekening met:

  • - de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens;
  • - de milieuomstandigheden in de onderscheiden regio's van de Unie;
  • - de voordelen en lasten die kunnen voortvloeien uit optreden, onderscheidenlijk niet-optreden;
  • - de economische en sociale ontwikkeling van de Unie als geheel en de evenwichtige ontwikkeling van haar regio's.

https://www.era-comm.eu/Introduction_EU_Environmental_Law/EN/module_2/index.html en https://www.era-comm.eu/Introduction_EU_Environmental_Law/EN/module_2/module_2_10.html

Milieuprincipes vormen de basis voor juridische kaders die betrekking hebben op milieubescherming of duurzame ontwikkeling. Ze fungeren als leidraad voor nationale wetgevers, rechters en besluitvormers en geven de EU-wetgeving een specifieke vorm en betekenis. Ze worden gebruikt in een groot aantal overheids- en overheidsbesluiten, waaronder planningsaanvragen, beheer van beschermde mariene gebieden en de omgang met verontreinigde grond. Aangezien de principes van het EU-milieurecht zijn vastgelegd in een breed scala aan bindende wettelijke voorschriften, is handelen tegen deze principes (zelfs onjuiste interpretatie) contra legem en kan dit een schending van het EU-recht vormen. Artikel 191(2) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bevat vier belangrijke milieubeginselen die het beleid binnen de reikwijdte van het EU-recht moeten sturen: "Het beleid van de Unie op milieugebied is gericht op een hoog niveau van bescherming, rekening houdend met de uiteenlopende situaties in de verschillende regio's van de Unie. Het is gebaseerd op het voorzorgsbeginsel en op de beginselen dat preventieve maatregelen moeten worden genomen, dat milieuschade bij voorrang aan de bron moet worden bestreden en dat de vervuiler betaalt."

Specifieke principes: Voorzorgsbeginsel

Wanneer er onzekerheid is over het risico van schade aan het milieu, staat het voorzorgsbeginsel toe of vereist het dat beschermende maatregelen worden genomen zonder te hoeven wachten tot de schade zich voordoet. Er is een reeks factoren die in elke definitie van het voorzorgsbeginsel worden gedeeld - het bestaan ​​van gevaar en wetenschappelijke onzekerheid. Als gevolg hiervan heeft het voorzorgsbeginsel altijd te maken met potentiële schade en dient het als een hulpmiddel om onzekere wetenschappelijke informatie en een politieke verantwoordelijkheid te overbruggen.

Het principe is wereldwijd toegepast om beleid te sturen over kwesties zoals chemicaliën en voedselveiligheid, luchtkwaliteit of klimaatverandering. Het wordt over het algemeen waargenomen dat het concept van het voorzorgsbeginsel in de EU-wetgeving neigt naar strikte voorzorgsmaatregelen en de benadering van "beter veilig dan sorry" volgt. Het beleid voor gemeenschappelijke marktordening (GMO) van de EU is bijvoorbeeld gebaseerd op een strikte toepassing van het voorzorgsbeginsel, waardoor het het meest restrictieve ter wereld is.

Bestanden
Categorie