Korte analyse Energiewet als aangenomen in de Tweede Kamer op 4 juni 2024 - Albert Koers
Voorafgaand aan de stemming over de wet als zodanig, werd er als gebruikelijk eerst gestemd over een reeks amendementen. Als het om energie delen gaat, waren vooral de amendementen 56 en 65 van Suzanne Kröger, PvdAGroenLinks, van belang. Amendement 65 was het meest verstrekkend en daarover werd dus eerst gestemd. Resultaat: verworpen. Daarna werd er gestemd over amendement 56 en dat werd aangenomen.
In beide amendementen werd uitgesproken dat energie delen een recht is van actieve afnemers en van leden van energiegemeenschappen. Essentieel verschil is echter dat in 56 energie delen alleen mogelijk is als het loopt via één en dezelfde leverancier, terwijl in 65 energie delen ook mogelijk is actieve afnemers verschillende leveranciers hebben. De minister liet 56 over aan het oordeel van de Kamer, maar raadde 65 af omdat de daarin neergelegde voorstellen technisch en administratief nog niet uitvoerbaar zouden zijn. Waarbij, naar ik vermoed, bij energie delen via dezelfde leverancier, de minister van financiën de garantie heeft dat de Staat wel de verschuldigde belastingen en heffingen binnenhaalt, maar dat hij betwijfelt of dat lukt als energie delen verloopt via meerdere leveranciers. Hoe slim zijn de slimme meters?
Wij van de (informele) Initiatiefgroep Lokale Energie hebben grote moeite met de bepalingen die nu ingevolge dat amendement 56 in de wet komen. Die leiden er namelijk toe dat onderling energie delen eigenlijk helemaal niet mag - het kan en mag alleen maar op basis van een contract met een leverancier en dus met een commerciële partij. En die bekijkt energie delen maar vanuit één vraag: wat levert het mij op? Extreem: als er geen leveranciers zijn die brood zien in energie delen, kan en mag het dus niet. En wanneer zien leveranciers er brood in? Juist, als er een kunnen verdienen? Actieve afnemers en energiegemeenschappen die willen energie delen worden dus in de nieuwe Energiewet overgeleverd aan de belangen van commerciële partijen, om niet te zeggen: doorverkocht.
Dit alles is in strijd met het Unierecht want dat kent geen verplichting dat energie delen via een leverancier moet lopen. Sterker: het Unierecht wil dat commerciële leveranciers er juist buiten blijven en daarom voorziet het Unierecht in een nieuwe rechtspersoon, de "energy sharing organizer" die de hele administratie en afrekening van energie delen afhandelt (en die dus ook zorgt dat belastingen en heffingen betaald worden).
De minister erkent dat in de huidige vorm de wet niet voldoet aan het Unierecht, maar hij heeft toegezegd dat hij e.e.a. zo snel mogelijk in orde gaat maken. Een boterzachte belofte die ook nog eens door een andere minister en een ander kabinet ingelost moet worden. En reken maar dat de huidige leveranciers zullen proberen die tweede ronde op de lange baan te schuiven want in de wet zoals die nu luidt, hebben zij het heft geheel en al in handen als het gaat om energie delen.
Wat de EU heeft bedoeld als een recht van burgers en afnemende bedrijven wordt in in de huidige wet geperverteerd naar een cadeau aan commerciële leveranciers. Als zij er aan kunnen verdienen, mogen die burgers en bedrijven best wat spelen met energie delen.
Wij hadden mevrouw Kröger gesuggereerd om amendement 56 in te trekken als amendement 65 verworpen zou worden. Beter een wet die helemaal niks zegt over energie delen dan een wet die het heft in handen legt van commerciële partijen - en die aan die partijen dus wettelijke rechten geeft die ze echt niet zonder slag of stoot zullen willen opgeven. Vandaar dat het wat mij betreft beter was om bij verwerping van amendement 65 energie delen maar helemaal uit de wet weg te laten.
Nog afgezien van het feit dat aldus de nieuwe Energiewet burgers en afnemende bedrijven in de steek laat als het gaat om energie delen - sterker: ze rechten onthoudt waarop ze ingevolge het Unierecht aanspraak kunnen maken - laat de wet ook nog een andere Unierechtelijke steek vallen: de wet doet nog steeds helemaal niets aan de implementatie van de Hernieuwbare Energierichtlijn uit 2018.
Die richtlijn eist dat de lidstaten voor hernieuwbare energiegemeenschappen een "faciliterende omgeving" scheppen. Ik ga hier niet nader in op de vraag wat dat precies betekent, maar het gaat om concrete rechten, bevoegdheden en - jazeker - plichten. Welnu de wet bevat - ondanks aandringen van vele kanten – nog steeds geen definitie van hernieuwbare energiegemeenschappen. En dus erkent de wet die hernieuwbare energiegemeenschap niet als eigenstandige juridische entiteit. En een entiteit die juridisch niet bestaat kan nu eenmaal geen rechten, bevoegdheden en plichten hebben - zo simpel is het. En, let wel, de richtlijn die geïmplementeerd moet worden is al meer dan vijf jaar oud!
Ook hier dus strijd met het Unierecht en ook hier worden burgers en bedrijven rechten en bevoegdheden onthouden waar ze volgens het Unierecht aanspraak op kunnen maken.
We bezinnen ons op de stappen hierna. Gaan we door met acties richting Eerste Kamer want juist daar zou de rechtmatigheidsvraag aan de orde moeten komen? Of gaan we op zoek naar een casus belli om al eerder naar de rechter en/of de Europese Commissie te stappen?
Albert Koers
5 juni 2024