De nieuwe windturbinebepalingen, advies van de commissie MER daarop en onze reactie daar weer op
03-03-2024 Rob Rietveld
De staatssecretaris stelt een milieueffectrapport op bij nieuwe nationale milieunormen voor windparken op land. Dat doet zij naar aanleiding van een rechterlijke uitspraak. Voor het besluit over de normen is een milieueffectrapport vereist.
Zij heeft de commissie MER om een advies gevraagd over het milieueffectrapport. Dit is uitgebracht op 24 januari 2024.
Rob Rietveld heeft het advies bekeken en maakt de volgende opmerkingen:
Opmerkingen bij zienswijze cMER op nat. WT-bepalingen leefomgeving: https://www.commissiemer.nl/adviezen/3615, gepubliceerd op 24-01-2024. Advies: https://www.commissiemer.nl/docs/mer/p36/p3615/a3615vts.pdf
De reactie van de Cie MER staat volledig in het teken van het moeten behalen van de doelstellingen (klimaatakkoord en afspraken RES).
De reactie op de normering is dan ook dat deze de doelstelling zou moeten mogelijk maken. Dit gaat volledig voorbij aan het aspect
zorgvuldigheid ten aanzien van gezondheid en kwaliteit van de leefomgeving. Verder heeft het veel aandacht voor de mogelijke aantasting van de natuuraspecten (N2000, NNN, etc.) die niet in kwaliteit achteruit mogen gaan. Deze lijken hiermee belangrijker te zijn dan bijv. de gezondheid van de omwonenden. Wat verder stoort is de aandacht voor “zachte” aspecten zoals het verminderen van klachten bij deelneming in een windpark of het beter betrokken worden bij het proces. Hier klinkt duidelijk een mantra door dat graag door voorstanders wordt gebruikt.
Verder geeft men aan dat een afstandsnorm zeker beperkend zal zijn in de plaatsingsmogelijkheden maar op zich geen toevoeging heeft op de geluidsnormering v.w.b. de gevolgen voor de leefomgeving. Dit past bij de meer algemene stellingname om de afstandsnorm maar te laten vallen, hier zeker ten behoefte van het toch behalen van de energieopgave (Klimaat akkoord en Res). Het feit dat het plaatsingspotentieel zo nadrukkelijk wordt opgevoerd is zeer storend. Dit lijkt zo belangrijker voor de cMER dan de gevolgen voor de omwonenden t.a.v. gezondheid/hinder.
Wat zeker niet juist is, is de benadering van de hinderbeleving op basis van de dosis-effectrelatie. Terecht dat men oproept tot een vergelijk tussen windturbine geluid en andere geluidsbronnen en de daarbij geldende normering, maar men neemt in deze reactie van de cMER de absolute dB’s om te vergelijken en niet de effecten van een norm op de omgeving (dosis-effectrelatie) (midden pagina 6). Het zou goed zijn als men de hinderbeleving van de adviesnormering voor de andere geluidsbronnen zou over zetten naar de adviesnormering voor WT-geluid. Hierbij is de voorgestelde 45Lden nog lang niet vergelijkbaar met de bij andere geluidsbron vergelijkbare voorkeursgrenswaarde van 42Lden (zie grafiek). Hierdoor ontstaat er ruimte voor maatwerk en geeft een onderbouwing bij het toepassen van "hogere" normering duidelijkheid over de effecten (en dus de ruimte die hiervoor er zou zijn).
Bij het “afschieten” van de afstandsnormering (2x tiphoogte) gaat men volledig voorbij aan de andere ruimtelijke aspecten die een windpark heeft (vooral visueel). Hier wordt totaal geen aandacht voor gevraagd.
Bij het kritisch bekijken van het plaatsingspotentieel gaat men volledig voorbij aan het feit dat WT’s stiller zullen gaan worden wat weer een groter plaatsingspotentieel geeft (tenzij er natuurlijk wel een afstandsnormering zou zijn).
Een nogal kromme redenering vinden we op pagina 14 waar door het doorstaan van de rechtelijke toetsing van lokaal vastgestelde normen in de lijn met het oude activiteiten besluit, min of meer de conclusie getrokken wordt dat de hier voorgestelde norm (en misschien ook nog wel de oude) best wel “ok” zijn. Het gaat geheel voorbij aan het mogelijk noodzakelijk leveren van maatwerk.
Er wordt verder geen moment gerefereerd aan het buitenland of de WHO. Conclusie: de reactie van de cMER staat in het teken van het behalen van de energietransitie doelstellingen en niet wat goed zou zijn voor de omwonenden. T.a.v. de natuur wordt om extra aandacht gevraagd omdat deze zwaarder belast zou gaan worden als een strengere norm er voor zou zorgen dat er dichter in de natuur gerealiseerd zou moeten worden om de transitiedoelstelling te halen.
Rob Rietveld