Langzaam begint bij onze overheden het besef door te dringen dat Wind op Land minder noodzakelijk is. Het doel van het klimaatakkoord, dat per 2030 voldoende wind- en zonenergie op land zal zijn vergund en gesubsidieerd, is nu al geruime tijd behaald. Erkend wordt dat gemeenten zo vaak ze willen hun RES-bod mogen herijken. De Noordzee biedt als 13e provincie voldoende ruimte voor meer windenergie. Wat nu te doen om de gang er in te houden, vragen sommige activistische overheids-organisaties zich af. Daar heeft men nu wat op gevonden.
Met omvangrijke budgetten is een overheids-campagne gestart om lokale opwek te promoten. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een ander probleem, namelijk netcongestie, om de lokale vraag te spreiden. Men wil groepen lokale afnemers zichzelf laten organiseren om hun gezamenlijke vraag af te vlakken en zelfs aan te passen aan de beschikbare duurzame energie. Daarbij behoort vooral een batterij-container, net als bij woningen een thuisbatterij. Dat is ook nodig, want windparken salderen momenteel ook kostenloos op het net. Maar tegelijk duwt men er in om daarbij ook lokaal op te wekken. Zulke 'energiehubs' wordt de nieuwe trend. Want die zouden goed zijn om zonder netverzwaring minder netcongestie te hebben.
Dat zou zo zijn indien de energiehubs verder van het openbare elektriciteitsnet zouden worden afgesloten. Want bij windstilte en donkere dagen doen zij toch een beroep op backup-energie in het Europese netwerk. Die industrie in energiehubs wil namelijk niet stilstaan en vriezers in 'zelfvoorzienende' gemeenten mogen niet ontdooien. Dat vergt gedurende die dagen en weken even dikke kabels naar die energiehubs als er anders voor het hele jaar nodig zou zijn. En dan hoeft die 'extra' windenergie niet in de energiehub te staan, maar kan die evengoed van de Noordzee komen.
De nu al meer dan 45 TWh/jaar vergunde en gesubsidieerde vergunningen voor zon en wind zijn nog niet allemaal operationeel, hoofdzakelijk vanwege netcongestie. Dat komt er van als je windparken in de buitengebieden van Nederland neerzet en niet laat aanlanden waar vroeger de grote kolencentrales aansloten op de snelweg van 380 kV hoogspanningslijnen. Op zee is de ondergrondse opslag van waterstof voorlopig de enige manier om ons eigen netwerk te balanceren en te stabiliseren.

Opnieuw faciliteert onze overheid de beleggers in wind- en zonneparken annex batterij-exploitanten. Beiden zijn lucratief, hetzij vanuit de hoge gemiddelde etmaalprijzen ontstaan door de benodigde backup met aardgas, hetzij door de 'dynamische' handel in over het etmaal variërende kwartierprijzen. Voor de laatste is overigens vrij gebruik van ons openbare net nodig. Alles wat zij nodig hebben zijn vergunningen, zo nodig nog even in de voorraadlade vanwege congestie. Maar wie nu nog meer vergunningen wil afgeven, in dit geval aan lokale opwek, voegt alleen maar toe aan door netcongestie voorlopig niet realiseerbare opwek. Zou in 2025 de netcongestie na vele miljarden investeringen voorbij zijn, dan gelden al die huidige en extra vergunningen nog steeds, tot een veel te groot piekvermogen aan plotselinge opwek van onberekenbare duurzame energie, zonder voldoende eigen opslagvolume voor bijv. enkele weken.
Dit alles kwam tot uiting in een kamerbrief van de minster aan de Tweede Kamer van 18 juni 2025. (Voorzienings- en leveringszekerheid energie, Stimulering duurzame energieproductie). Deze is geheel in lijn met de overheidscommunicatie opgesierd met vele "goede voorbeelden" van energie coöperaties etc, om het moeilijk te verkopen nieuws toch wat aan te prijzen. Kernboodschap is onterecht "Decentrale ontwikkelingen kunnen aanzienlijke maatschappelijke en economische voordelen bieden op onze leefbaarheid en de betaalbaarheid en betrouwbaarheid van het energiesysteem." En passant wordt invulling gegeven aan de motie Erkens, om een einde te maken aan de RESsen: "In dat kader worden ook de rollen van RES-regio’s en energyboards tegen het licht gehouden zodat deze op termijn aansluiten bij de decentrale ontwikkelingen in het energiesysteem. Het doel hierbij is om in te zetten op regionale samenwerking en geen nieuwe bestuurslaag te creëren". De kamerbrief wil met het aanblijvende ambtenarenapparaat toewerken naar het aanbieden van een wetswijziging per medio 2026. Daarin moeten bij algemene maatregel van bestuur gevallen en voorwaarden kunnen worden aangewezen waarin provinciale staten en de gemeenteraad ten behoeve van de energietransitie regels kunnen stellen in het belang van de energievoorziening. "Het streven hierbij is de realisatie van tenminste 500 energiehubs in 2030" en "De ontwikkeling van kansrijke energiehubs blijft dan ook gestimuleerd worden via het programma energiehubs 2024–2030, en een verbredingvan de focus wordt de komende jaren voorzien. We zien een potentie van1.200 locaties voor energiehubs op zowel bedrijventerreinen, ingebouwde omgeving als bij mobiliteitshubs".
De huidige Tweede Kamer heeft hier nauwelijks op gereageerd, zij het dat een motie de Groot is aangenomen om "in te zetten op zodanig strenge milieu, geluids- en afstandsnormen dat ten minste 80% van de huidige zoekgebieden voor windturbines op land afvalt en dat turbines in de nabijheid van woonwijken worden uitgesloten, met uitzondering voor eigen opwek door (boeren)bedrijven, bedrijventerreinen en infrastructuur". Ook de Tweede Kamer gelooft dus onterecht dat decentrale opwek een zegen zou zijn. Mooi zijn daarin wel de overwegingen dat strenge milieu, geluids- en afstandsnormen voor windturbines op land noodzakelijk zijn om overlast en gezondheidsschade bij omwonenden te voorkomen, en dat omwonenden al te lang wachten op duidelijkheid over de nieuwe normen. Maar de krachtige lobby van overheden tezamen met de windbranche meent een nieuw pad te hebben gevonden naar voortgezet bijplaatsen van windturbines op land.