Overslaan en naar de inhoud gaan

Windturbinegeluid en de omgeving

door Inhoudsbeheer11

Windturbinegeluid en de omgeving

 

Blog 27 * 29 april 2015 - door Henno Dasselaar

 

“Normering windturbinegeluid heeft lak aan de omgeving”

Sinds de invoering van de nieuwe rijksregels voor windturbinegeluid in 2011 – ook wel bekend als de AMvB windturbinegeluid- staan de normen voor dit geluid los van het type omgeving waarin een windpark of een turbine staat. Dat is een grote achteruitgang in het beschermingsniveau voor omwonenden op het platteland. Voor alle andere vormen van industrielawaai geldt namelijk dat bij het vaststellen van de hoogte van de norm rekening wordt gehouden met het type gebied. In stillere gebieden geldt een scherpere norm dan in minder stille gebieden. De industrienorm is gekoppeld aan het referentieniveau van het omgevingsgeluid. Voor windturbines is dat dus niet langer het geval. En daar worden bewoners op het platteland nu de dupe van. De nieuwe norm in de rijksregels staat namelijk veel meer geluid van windturbines toe dan het referentieniveau dat doorgaans op het platteland aanwezig is.

Waarom is die koppeling van de norm aan het referentieniveau zo belangrijk? Om tenminste twee redenen. Hieronder worden die toegelicht.

Ten eerste is het van belang dat wij een essentiële waarde op het platteland beschermen, te weten de relatieve rust die er heerst. Wie kent - en waardeert - niet het weldadige gevoel om te vertoeven in een gebied waar nog de geluiden van de natuurlijke omgeving de sfeer bepalen. Waar je ongestoord buiten je huis kunt vertoeven. Het begrip “buitenleven” is hier nauw mee verbonden. Nederland is een dichtbevolkt en druk land, ook ons platteland. Twee derde van ons grondgebied is in gebruik als agrarische productiegrond. En daar wordt ook geluid gemaakt. Het is zeer terecht en ook zeer de moeite waard dat de overheid daaraan strenge normen verbindt. Zo blijft het ook in ons overvolle landje mogelijk dat mensen op het platteland plezierig kunnen wonen met behoud van het buitenleven gevoel. Nog steeds kennen wij een begrip als “winterstilte”. Nog steeds daalt ’s avonds de rust neer op grote delen van ons platteland. Daar hoef je niet persé voor naar Frankrijk. Nog niet….

Ten tweede, en dat hangt nauw samen met het vorige, is een geluidsbron van een bepaalde sterkte veel hinderlijker in een stille omgeving dan in een omgeving waarin al meer geluid aanwezig was. Iedereen kent daar wel voorbeelden van. Om die reden wordt in het algemeen als norm gesteld dat een geluidsbron niet meer geluid mag maken dan het reeds aanwezige referentieniveau. Bij dat niveau gaat het geluid van die bron als het ware op in het omgevingsgeluid en wordt daardoor niet meer als hinderlijk ervaren. Dat is natuurlijk alleen maar zo als het geluid van die bron niet een heel bijzondere toonhoogte of een bijzondere andere karakteristiek heeft. Daarom wordt de norm voor dit soort bijzondere geluiden vaak nog wat scherper gesteld dan het referentieniveau. Ook windturbines kunnen dit soort bijzondere geluiden produceren, denk maar aan het gieren van tandwielkasten in de gondel of van het pulserende geluid van de wieken die langs de mast scheren. Maar bij windturbines geldt niet langer dat daarmee nog rekening wordt gehouden.

De vraag rijst dan of we in Nederland nog wel op enige schaal windparken kunnen bouwen op land met inachtneming van redelijke geluidsnormen. Het Rijk zal de norm toch niet voor niets hebben opgerekt? Toch wel. Het RIVM adviseerde het Rijk destijds bij de voorbereiding van de AMvB windturbinegeluid en kwam tot de conclusie dat er ruimte was voor tenminste 7.000 MWatt aan windparken op land onder de toen bestaande geluidsnormering. Een geluidsnormering dus, die rekening houdt met het platteland. Die 7.000 MWatt aan ruimte was er, nog zonder het IJsselmeergebied mee te tellen; het RIVM ging er blijkbaar van uit dat de overheid nooit zou besluiten tot het bouwen van windparken in dit Europese Natura-2000 gebied. Meer dan genoeg ruimte dus. Toch rekte de overheid de norm op en legde die dwingend op in een AMvB. Het RIVM waarschuwde dat deze norm tot 19% ernstige hinder zou leiden. Dat wil zeggen dat één op de vijf mensen die hieraan blootgesteld worden ernstige hinder zullen ervaren. Gemiddeld in ieder gezin ongeveer één. Dit hinderpercentage treedt op als mensen zich ophouden rond hun woning, daar geldt de norm alleen maar. Als men een wandelingetje gaat maken en daarbij in de richting van het windpark loopt, dan wordt het alleen maar erger. En dan openbaart zich een ander probleem van het geluid van een windpark: dat geluid is overal. Het is niet een te lokaliseren bron, nee, de hele omgeving is gevuld met dit geluid.
Het zou goed zijn als de overheid deze onrechtvaardige en onnodige AMvB weer zou intrekken. Maar er ligt ook een verantwoordelijkheid bij ondernemers die windparken bouwen en bij banken die dit financieren. Een geluidsnorm is niet bedoeld om altijd helemaal opgevuld te worden, het is een grens die nooit mag worden overschreden. Molenbouwers en banken kunnen ook hun verantwoordelijkheid nemen en de geluidsoverlast zo veel als mogelijk beperken. Helaas zien wij maar al te vaak dat de norm als een “recht” wordt gezien dat men geheel mag opvullen. Zonder rekening te houden met de omwonenden. Maar het kan toch niet zo zijn dat het een recht is om bij één op de vijf van je buren ernstige hinder te veroorzaken? Windstroom die op deze manier wordt opgewekt verdient niet het predicaat “duurzaam” en het project verdient niet het predicaat “groen”.
Banken en stroomleveranciers zijn gewaarschuwd.
 

Categorie