Overslaan en naar de inhoud gaan

“De kloof tussen landelijke en lokale werkelijkheid bij draagvlak!”

door Inhoudsbeheer11

“De kloof tussen landelijke en lokale werkelijkheid bij draagvlak!”

 

Blog 18 * 24 februari 2015 - door Rob Rietveld (directeur NLVOW)

 

Draagvlak voor dummies

80% draagvlak voor windenergie, dat is het adagium. Op basis daarvan wordt windenergie doorgedrukt, worden omwonenden in een hokje geduwd en wordt ze het label NIMBY opgeplakt en iedereen die niet voorstander van windenergie is, wordt op zijn Bushiaans (ja, dan bedoel ik George W.) in het kamp van tegenstander geplaatst. De voorstanders hebben immers het gelijk aan hun zij. In welk Kamp zit u, zeggen we tegenwoordig in Nederland als equivalent van de Bushiaanse methode.
Waar komen dan al die actiegroepen toch vandaan? Waarom hebben we het dan toch over termen als draagvlak? Waarom zijn er dan bij al die windprojecten zo enorm veel tegenstanders? Het antwoord is eigenlijk vrij simpel: als Nederlanders gevraagd wordt of zij voorstander of tegenstander van windenergie zijn, dan is 80% voorstander. Maar als diezelfde Nederlander op provinciaal niveau uitgelegd wordt wat dat dan voor de leefomgeving betekent, dan is nog maar 31%-45% voorstander. En als lokaal toegelicht wordt wat een windturbine nabij de woning betekent voor geluidsoverlast, slagschaduw en waardedaling van de woning, dan is nog maar 11% voorstander van windenergie… op die plek dan, want im Allgemeinen blijft 80% voorstander van windenergie.
En als u denkt dat deze percentages uit de lucht komen vallen, dan zou u het onderzoek van TNS-NIPO moeten lezen die in de provincie Friesland is uitgevoerd, daar komt de 31%-45% vandaan. En gelijkluidend onderzoek van de Hogeschool Utrecht bij Windpark Houten van Eneco wees al ver voor de realisatie uit, dat maar 11% voorstander is van windenergie onder de huidige Nederlandse condities. 
Maar wat is er dan aan de hand in Nederland? Waarom weten we dit allemaal niet? Het klopt dat de politiek en de publieke opinie deze feiten niet kennen. Maar de verantwoordelijke ministeries van EZ en I&M, de windbranche en de NMO’s (natuur- en milieuorganisaties) kennen deze cijfers allemaal wel. Het is ook om die reden dat die ondertekenaars van het Nationaal Energieakkoord vonden dat ze draagvlak goed moesten regelen. Vanuit landelijk niveau werd dat bepaald en vanuit datzelfde niveau werd de enige organisatie met een financieel belang bij windenergie door EZ naar voren geschoven: de NWEA, de brancheorganisatie van windlobbyisten. 
En daarmee werd weer bevestigd dat het krachtenspel rondom windenergie zich vooral afspeelt op landelijk niveau en in mindere mate op provinciaal niveau. Die moeten het dan maar gaan regelen op lokaal niveau. Om u een beeld te geven van de niveaus waarin het krachtenspel zich voordoet, hebben wij deze voor u uiteen gezet in de duurzaamheidspijlers van de ‘triple bottom line’ zoals John Elkington deze eind jaren ’90 bedacht:

 

PLANET

PROFIT

PEOPLE

DRAAGVLAK

MACRO

Rijksoverheid/IPO

NMO’s

Climategate

NKPW

Rijksoverheid

NWEA

Pensioenfederatie

MKB Nederland

Rijksoverheid/IPO

NLVOW

Ver. Eigen Huis

NKPW

≥ 80%

MESO

Provincie

NMO’s

Climategate

NKPW

NWEA

MKB Nederland

NLVOW

Ver. Eigen Huis

NKPW

31% - 45%

MICRO

Gemeente

NMO’s

NWEA

MKB Nederland

Gemeente

NLVOW

 

≤ 11%

Wat deze tabel duidelijk maakt, is de grote kloof tussen landelijke werkelijkheden en lokale werkelijkheden, maar ook welke organisaties op welk niveau hun krachten laten gelden. Een dergelijke kloofanalyse was eveneens de primaire motivatie voor het oprichten van de NLVOW: het beek dat er landelijk van-alles besloten wordt, waar lokale omwonenden (én gemeenten) helemaal niets meer over kunnen zeggen. Het is dan ook niet gek, dat draagvlak dan alleen als randvoorwaarde genoemd werd, er is niet integraal gekeken naar duurzaamheid, er is alleen verzuild gekeken naar de tak tot CO2 reductie en de wijze waarop dat voor die ene brancheorganisatie goed ingericht kan worden om het gedaan te krijgen. En met die attitude heeft het kunnen gebeuren dat er in Nederland gepolariseerd wordt tot in 2 Kampen: voorstanders en tegenstanders. En die voorstanders die in de meerderheid zijn, die weten dondersgoed wat ze doen en welke overlast ze veroorzaken. Maar de sleutel tot het oplossen daarvan heeft die ene Kamp neergelegd bij de enige organisatie die een financieel belang heeft in het geheel: de NWEA.
Oh nee, de onafhankelijkheid is geborgd door de toezichthouder van Kamp: collega partijgenoot Nijpels, die en passant ook voorzitter is van NLIngenieurs, de brancheorganisatie waarin alle partijen die eveneens NWEA lid zijn, ook vertegenwoordigd zijn. Om er toch een paar te noemen: Arcadis, ABT, Grontmij, Royal Haskoning DHV, Peutz… allemaal grote bedrijven met grote belangen.
Nu u weet hoe de hazen lopen, is de vraag aan u: in welk Kamp zit u?
 

Categorie