15-12-2024 over mini-symposium NLVOW van 30 november 2024.
De twee hoofdpresentaties liepen uit op dubbel zo lang, zodat het slot als werksessie niet tijdens het symposium kon worden behandeld. Verder bleek de techniek van online deelname en opname helaas begrensd. Hieronder toch zoveel mogelijk verslag.
Het Ministerie IenW meent met een onwetenschappelijke MER geen reden te zien voor aanpassing van de oude spelregels uit het Activiteitenbesluit.
Op twee aspecten ging dit mini-symposium in op diepere wetenschap die nodig is achter uitgebreide goocheltrucs van geluidsbureaus en van zalvende gezondheidsrapporten die niet verder gaan dan "valt wel mee". Maar eerst gingen we de historie na, zoals het Ministerie IenW ons toezond.
INFORMATIE VAN HET MINISTERIE IenW
Presentatie in pdf zie hieronder of in opname:
Commentaar NLVOW:
Over de windturbinebepalingen
Er heeft geen gezondheidsonderzoek plaatsgevonden, terwijl de rapporten pro en contra effecten beide een grote stapel vormen. De Cmer volgt dit onwetenschappelijk klakkeloos
De door RIVM ingezette update van dosis-effect-relaties is geen fysiek gezondheidsonderzoek en komt veel te laat (of de bepalingen komen te vroeg)
Het MER maken is in opdracht gegeven van Arcadis, een (agenda) lid van NedZero, met doorlopende contacten met de windindustrie
Het MER neemt een belangrijk alternatief niet mee, namelijk de plaatsing van extra wind uitsluitend op de Noordzee met minder effecten, zoals het Klimaatakkoord precies heeft voorgeschreven
De vele ingebrachte zienswijzen op de MER-opzet (NRD) zijn vrijwel genegeerd, en zijn niet gedeeld met de Cmer
De MER besteedt wederom vele pagina’s met gegoochel met onnavolgbare geluidsberekeningen, terwijl al op voorhand een heldere en handhaafbare afstandsnorm op onterechte gronden is genegeerd.
Voor de MER zijn slechts enkele studies verricht, de meeste over het verband tussen een komende geluidsnorm en de voor wind op land resterende Nederlandse ruimte op land, terwijl deze ruimte niet nodig is gezien de doelstellingen en mogelijkheden op de Noordzee.
De MER en het ontwerp windturbinebepalingen concluderen al op voorhand dat eerder onderzoek volstaat en dat daarom de normen inclusief verruimingsopties naar grenswaarden volledig gelijk zullen zijn als in het Activiteitenbesluit van 2011
NIEUWE GELUIDNORMEN WINDTURBINES WETENSCHAPPELIJK GETOETST
De geluidsberekeningen volgens ISO-9613 zijn wetenschappelijk onvolkomen. Dat geldt ook en met name voor laagfrequent geluid. Dit heeft effect op de zg. aantal ernstig gehinderden, zoals blijkt uit Duitse aanpak. Daarmee zijn de voorgestelde windturbinebepalingen ook niet gebaseerd op wetenschappelijke inzichten.
Presentatie in pdf zie hieronder of in opname: (Klik op Bekijk in Youtube)
GEVAARLIJKE MATERIALEN GEBRUIKT IN WINDTURBINES ONWETENSCHAPPELIJK GEBAGATELLISEERD
In de presentatie wordt vanuit vele praktijkvoorbeelden getallen aangereikt van uit windturbines vrijkomende Bisphenol A. Dit is zoveel factoren hoger dan de normen en de beweringen van GGD en RIVM dat sprake moet zijn van voorzorg en zeker echt wetenschappelijk onderzoek i.p.v. literatuuronderzoek.
Na ongeveer 3 jaar zal er bij de wieken van een windturbine door o.a. UV straling, regen, hagel en materiaal-vermoeiing een aantal kilogram microplastic fijnstof loskomen (een schatting is 25-50 kg per jaar per windturbine). De microplastics zullen door wiek activiteit en wind tot orde 5 km van de windturbine neerkomen. In deze microplastics zit een zeer toxische stof Bisfenol A opgesloten, dat in vochtige omstandigheden kan uitlogen naar de omgeving. Epoxyhars bevat 30-40% Bisphenol A. Een crosslink van 85% laat 15% vrije Bisphenol A toe, nodig voor hogere eisen tegen brosheid. Per windturbine komt 35 kg epoxy fijnstof per jaar vrij, betekent 10 kg Bisphenol A in onze leefomgeving, waarvan 1.5 kg vrije Bisphenol A per windturbine per jaar. Dit zijn miljoenen microgrammen.
Bisfenol A is een zeer zorgwekkende stof (ZZS) en is in zeer gelimiteerde hoeveelheden toegelaten in Nederland. Het Europese voedselveiligheid instituut (EFSA) heeft een richtlijn opgesteld dat een persoon van 70 kg ongeveer 5 microgram per jaar mag "innemen" (een microgram is 1 miljoenste gram !). Het EFSA brengt Bisfenol A in direct verband met 80 ziekten. Bisfenol A is kankerverwekkend en wordt ook in verband gebracht met ziekten als teelbalkanker, voortplanting stoornissen, astma, maar ook met vele negatieve effecten op de werking van onze organen of immuunsysteem.
Bij een water inname van bv. 2 liter per dag mag er in 1 liter water maximaal ongeveer 0,005 microgram Bisfenol A zitten. In peuterspeelgoed of drinkflesjes voor babies is dit materiaal zelfs verboden. Het EFSA heeft deze richtlijn, vastgesteld op basis van meer dan 850 wetenschappelijke onderzoeken.
Waterschap en instituten als RIVM en GGD testen de water- en bodemkwaliteit niet of nauwelijks op Bisfenol A. De Gezondheidsraad en GGD stellen een onveilige norm die ~ 1.9 miljoen keer hoger is dan de EFSA toelaatbaar acht. Zowel de GGD als het RIVM heeft zelf NOOIT onderzoek naar Bisphenol A gedaan, anders dan desktop research.
Presentatie in pdf of in opname volgen later i.v.m. een lopende gerechtsprocedure.
ALTERNATIEVE WINDTURBINEBEPALINGEN
Het is triest, maar onze overheden hebben geen tijd de wetenschap of zelfs getallen te bevatten. Des te erger is het indien een lobby en/of frame elke extra windturbine op land onnodig verwelkomt. Alle ambities voor 2030 en 2050 kunnen ruim verwezenlijkt worden op de Noordzee. Dus waarom hebben we het over strenge windturbinebepalingen als er geen ruimte voor is benodigd ? Vandaar de onderstaande alternatieve windturbinebepalingen, in simpele taal mogelijk.
Presentatie in pdf zie hieronder
CONCEPT VAN ALTERNATIEVE WINDTURBINE BEPALINGEN 2025
Eerlijk, Handhaafbaar, Haalbaar bij transitiedoelen
1.
Lichtschittering wordt bij het opwekken van elektriciteit met een windturbine voorkomen of zoveel mogelijk beperkt door toepassing van niet-reflecterende materialen of coatinglagen op de betrokken onderdelen.
2.
De obstakelmarkering en de obstakelverlichting van een windturbine worden uitgevoerd overeenkomstig het Informatieblad [1]. Het toepassen van naderingsdetectie zoals daarin beschreven is verplicht wegens zeer betaalbare Best Beschikbare Techniek, ook met terugwerkende kracht, voor alle bestaande windturbines hoger dan 100m tiphoogte.
3.
Slagschaduw van zon en maan op woningen en tuinen, en andere verblijfsgebouwen voor personen moet tot nihil gereduceerd worden, wat door dan zeer gering produktieverlies verplicht is wegens zeer betaalbare Best Beschikbare Techniek.
4.
Gezien de al bereikte doelen is extra duurzame energie productie op land niet meer relevant, zodat zo ruimte komt om de woon- en leefomgeving in belangrijke mate en eenduidig te beschermen. Een afstandsnorm voor nieuwe windturbines van 6 maal de tiphoogte tot woningen en andere verblijfsgebouwen voor personen dient aangehouden te worden [2], waarmee geluidshinder, slaapverstoring, veiligheid en vermogensrechtelijke schaden aan derden belangrijk verminderd worden. Door deze heldere afstandsnorm wordt eerlijke handhaving mogelijk.
5.
Als extra geluidsnorm geldt een maximale geluidsimmissie op de gevel van woningen van LAmax = 36 dB(A), als grenswaarde voor avond en nacht, gemeten in intervallen van 1 minuut in Laeq. Voor de dag wordt een LAmax = 41 dB(A), als grenswaarde gesteld. Deze norm is strenger dan die voor normale industrie, waar geluid doorgaans binnenshuis worden geproduceerd. Bovendien houdt deze norm rekening met de specifieke kenmerken van windturbinegeluid, zoals tonale componenten en het repeterende impulskarakter. Voor de aftrek van achtergrondgeluid, wordt deze zo vaak als voor handhaving nodig wordt geacht gemeten door verplicht kortdurend stilleggen van een windpark.
Daarnaast geldt voor laagfrequent geluid (tussen 20 Hz en 160 Hz) een maximale immissie binnenshuis van 80 dB Lineair narrowband, en voor infrasoon geluid (onder de 20 Hz) een maximale immissie van 90 dB Lineair narrowband. Deze normering voor laagfrequent geluid is essentieel om de bevolking te beschermen tegen de vaak zeer lokale hinder van dit type geluid.
6.
Er bestaan geen uitzonderingen voor gebouwen met een functionele binding met een windturbine of windpark, ook de kinderen van de z.g. molenaar of andere gasten, huurders en kopers verdienen bescherming. Er bestaan geen uitzonderingen op deze bepalingen wegens zwaarwegende economische belangen of zwaarwegende andere maatschappelijke belangen, omdat voor windenergie voldoende ruimte bestaat op de Noordzee.
7.
De verspreiding van microplastics vanuit windturbinebladen moet voldoen aan de Best Beschikbare Technieken (BBT). Het gebruik en de verspreiding van zeer schadelijke stoffen (ZSS) zoals PFAS en BPA vanuit windturbinebladen is strikt verboden. Gezien de aanzienlijke risico’s en mogelijke verspreiding over zeer grote oppervlakten is er een dringende noodzaak om het gebruik van deze stoffen in windturbine-installaties en hun onderdelen onmiddellijk te verbieden.
8.
Per windturbine wordt voorafgaande aan de bouw een lijst van grondstoffen en hun omvang vastgelegd (bill of materials), gepaard met de vorming van een waarborgfonds ten genoegen van het bevoegd gezag om de windturbine te (doen) slopen onder terugwinning van abiotische grondstoffen ten behoeve van hergebruik. Bij sloop wordt het gehele fundament verwijderd tot op 5 meter diepte vanaf het oorspronkelijke maaiveld.
9.
Voor eerlijke verdeling van lasten en lusten wordt qua nadeelcompensatie aangesloten op de regeling in Denemarken [3] dat binnen 4 maal de tiphoogte alle woningen door de oprichter van een windpark worden opgekocht en gesloopt. Voor andere woningen nabij het windpark wordt qua eenmalige vergoedingen van vastgoedschade annex hinderschade aangesloten op schadepercentages die TNO bepaalt [4], zonder aftrek van eigen risico.
10.
Eveneens ter eerlijke verdeling van lusten en lasten wordt naast in het Klimaatakkoord vereiste participatieregelingen een afstandsafhankelijke tegemoetkoming aan (resterende) woningadressen tot 2500m rond een windturbine of windpark in de vorm van winstdeling toegepast, die in totaal niet kleiner is dan hetgeen (jaarlijks) aan alle daarbij betrokken grondeigenaren wordt betaald en ook niet kleiner is dan de helft van het verschil van de kosten volgens de SDE regelingen en de etmaalgemiddelde day-ahead verkoopwaarde van de betreffende windenergie.
11.
Externe veiligheidsrisico’s conform ontwerpbesluit